Wijn en Frankrijk zijn voor velen een onverbrekelijke
combinatie. Het was voor de eerste bewoners van ons park dan ook
een lichte teleurstelling, dat ze in département Ariège alleen
wat kleine, verdwaalde veldjes met wijnstokken voor eigen gebruik
aantroffen. Men moest naar Beaumont-sur-Lèze uitwijken voor de
eerste locale wijnboer.
Dat terwijl in het verleden in dit departement op grote schaal
wijn werd geproduceerd. In de vijftiende eeuw werd 12.000 hectare
grond voor wijnbouw benut.
Een historisch overzicht van een aantal gebeurtenissen geeft aan
dat er wel degelijk al vele eeuwen lang wijn verbouwd werd in de
Ariège.
In 1225 heeft Aymeric Palhers, rechter te Toulouse, een
scheidsrechterlijk vonnis geveld betreffende het heffen van vaste
belasting op transport van wijnen, die afkomstig waren uit
Pamiers en vanuit Bordeaux over zee verder geëxporteerd werden.
In 1350 sloot de hofmaarschalk van de koning van Engeland een
exportverdrag met Pamiers voor de levering van betere wijnen.
Korte tijd later liet de Franse koning zich voorzien van wijnen
uit Varilhes.
Napoleon liet in 1850 een agrarische school stichten in de Ariège.
Daar werd o.a. onderwezen in het volmaakt snoeien, een specifieke
manier om de wijnstok te snoeien.
Een dieptepunt en de nekslag voor de wijnbouw in de Ariège is
het jaar 1879. De phyloxéra anéantira of druifluis, die in heel
Europa alle stokken in de wijngaarden verwoest, slaat in de Ariège
toe.
Door de relatieve armoede van deze streek bezat men onvoldoende
middelen voor nieuwe aanplant van druiven, die geënt zijn op de
wilde Amerikaanse wortelstokken, welke immuun zijn voor deze
parasiet.
Terecht is de wijnbouw in ons departement recent weer ter hand
genomen. Klimaat en grondsoort zijn zeer geschikt en wanneer de
ligging van de wijngaard gunstig is, moet men wijnen kunnen
produceren van hoge kwaliteit.
Kenners beweren dat de wijnstokken nog wat dieper moeten wortelen
voor een constante kwaliteit en dat nemen wij dan maar graag aan.
Omstreeks 1990 worden in ons departement de eerste locale wijnen
op de markt gebracht. De kwaliteit is zo laag dat het nauwelijks
tafelwijn mag heten, maar verbetering is in aantocht!
Eind negentiger jaren merkten wij op dat er aandelen
circuleerden, die werden verkocht om zo de wijnbouw in département
Ariège nieuwe impulsen te geven.
Verheugd maakten wij enkele jaren later kennis met de wijn van
Domaine de Monginaut uit Carla-Bayle. Er zijn in ons park
tegenwoordig een aantal kenners die waarschijnlijk een
gefundeerder oordeel kunnen geven, maar wij, als liefhebbers,
vinden dit een goede wijn.
Later proefden wij ook de wijnen, die met de stimulans van
aandelen werden geproduceerd.
Eind vorige eeuw is een uniek initiatief ontwikkeld. Een
departementale groepering voor bedrijfseconomische samenwerking
werd in 1998 gevormd door drie producteurs, die samenwerken met
sociale werkplaatsen voor gehandicapten. Het is goed aangepakt
met deskundigen op verschillende bedrijfsterreinen, uiteraard
inclusief een nologue (vinoloog). Op het ogenblik
produceert men 220.000 flessen. Om dit in korte tijd te bereiken
waren geduld, vindingrijkheid en een vast geloof in een goed
eindresultaat nodig.
Voor de mensen van de sociale werkplaats is werken belangrijk.
Het is voor hen een sleutel voor welbevinden. Hun voortgang is
rechtstreeks gekoppeld aan het specifieke karakter van het
aangeboden werk. Zij krijgen werk aangeboden in alle sectoren van
het bedrijf, maar wel in relatie met hun mogelijkheden.
In ons departement gebeurt weer van alles op het gebied van
wijnbouw. De wijn uit de Ariège verschijnt ook weer op tafel bij
de gerenommeerde restaurants in dit gebied.
Waarschijnlijk zijn dan veel oorspronkelijke bewoners van ons
park, die van een goed glas locale wijn houden, toch te vroeg
vertrokken.
Nu we het toch over wijn hebben:
In één van zijn radioprogramma's vertelde Gerrit den Braber,
destijds AVRO medewerker, zijn ervaringen tijdens een ongewone
wijnproeverij.
Deze proeverij, die zich onregelmatig herhaalde, vond plaats in
de Nes in Amsterdam. Daar kwamen de nieuwe rijken van Amsterdam
in een lokaal bij elkaar. Het waren allemaal rasechte Mokummers,
die één ding gemeen hadden: zij waren allemaal liefhebbers van
wijn. Ieder bracht, in zo'n plastic tasje van Albert Heijn, een
aantal flessen mee. De wijn die ingebracht werd was hun laatste
ontdekking. De wijn waarvan zij zeiden: "Ja, dat is
em."
Bij de proeverij werden niet de gebruikelijke termen gebezigd,
maar men sprak in typisch Amsterdamse taal over wat men proefde.
"Daize blaaft in me strot hangu", of "Hij stort
gelaak naar beneje."
Het leuke was dat hier liefhebbers bezig waren die, wel in hun
eigen taal, normale woorden gebruikten om uit te drukken wat zij
zo lekker vonden.
|