Op een mooie laatste dag van september reden Joop, Sita, Hetty en ondergetekende via Foix
naar Ax-les-Thermes, waar we oostwaarts gingen tot Port-de-Pailhères op 2100 m., alwaar
we de auto parkeerden.
Joop en Sita hadden het romantische idee geopperd om afscheid te nemen op de top van de
wereld. De omstandigheden hiertoe waren uitmuntend. Allereerst was ons afscheid nabij.
Bovendien was de temperatuur aangenaam en de lucht helder met donkere wolken in het
noorden voor het contrast.
Toen wij ons bij de auto voorbereidden op de tocht naar de Col de Tarbesou, sprak een
Fransman ons ongevraagd aan, om de beste route naar de top te wijzen. Was hij een engel,
een gids, of gewoon een vriendelijke man? In ieder geval bleken zijn adviezen waardevol te
zijn.
Vanaf het parkeerterrein volgden we de rood-wit gemarkeerde route en lieten daarbij de top
rechts liggen.
De door de herfst getinte bosbessen kleurden de hellingen in het felle licht vlammend
rood. Na een picknick bereikten we een kam vanwaar we, ademloos kijkend, in de diepte drie
bergmeren zagen liggen, elk in een verschillende schakering van blauw.
Over ademloos gesproken: bij het lopen op deze hoogte raak je net achter je adem. Ik vond
het licht tintelend gevoel wel prettig. De anderen benoemden een lichte vorm van
duizeligheid. Volgens mij was ik gewoon de enige die voor wat hoogtevrees dorst uit te
komen.
Nadat we hadden genoten van het uitzicht op de meren, verlieten we de rood-wit gemarkeerde
route en sloegen rechtsaf, waarna wij, geheel volgens de eerdere aanwijzingen van de
vermeende engel, gele strepen volgden. Het pad werd steiler en smaller. Op het laatste
traject tot de top moesten we echt klauteren over de stenen. Joop had nog puf genoeg om
een leuk verhaal af te steken over de verschillende betekenissen van kletteren in het
Duits en het Nederlands, (ook leuk voor de hoogtevrees).
Maar toen waren we er: 2364 m. hoog, met uitzicht over de wereld. Twee grote roofvogels
cirkelden boven ons en vervolmaakten daarmee het verblijf op die top van enkele tientallen
meters in het vierkant.
In de bergen zijn afstanden, om redenen die ik niet begrijp, moeilijk in te schatten. Met
het blote oog konden wij de auto zien staan, alsof je de bagage er alvast naar toe zou
kunnen werpen. In feite was het nog een fiks eind dalen tot we bij de bolide waren
aangeland. De wandeling duurde in totaal ongeveer vier uur.
Wij lieten ons het pilsje op een terras in Ax goed smaken. De charme van dit bergstadje
wordt juist gevormd door de glorie die aan het vergaan is, versterkt door een geur van
zwavel. Een hond heeft er zijn, enigszins dwangmatige, gewoonte van gemaakt om in het
water staand te loeren op bewegende tenen om er kwispelstaartend naar te happen.
Hoe kan een wandeling beter eindigen.
|