Romaanse bouwkunst herken je aan de ronde bogen, dat was het eerste wat wij destijds leerden, maar er is veel meer
dat bepalend is en dan is er ook nog een grote variëteit in verschillende uitvoeringen.
Romaanse kunst is een Europese stijl uit de middeleeuwen (periode ±1000 - ±1200). In de kunstgeschiedenis wordt
het Languedoc gebied (Zuid-Frankrijk zonder Roussillon), wat de romaanse kunst betreft, ondanks de grote
verscheidenheid, toch vaak genoemd als een eenheid. Romaanse kunst heeft zijn naam gekregen door de belangrijke
overeenkomst met Romeinse motieven en als voortzetting van de bouwstijl uit de tijd van Karel de Grote.
Benedictijnse kloosters hebben een even grote invloed gehad op de uiteindelijke stijl als de uitwisselingen via
de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela. De beeldhouwkunst en decoraties zijn voor een niet onbelangrijk
deel beïnvloed door de verschillende stammen, die zich hebben verplaatst tijdens de volksverhuizing.
Departement Ariège bezit veel, zeer oude en oorspronkelijke romaanse kerken, die onderscheiden kunnen worden naar
de oude landstreken en naar de bisdommen, waaronder zij vielen.
Na het eerste millennium maakt men bijna overal in het westen van Frankrijk een buitengewoon explosieve toename
van de bouw van religieuze bouwwerken mee. In die periode ontstond al snel een vaste stijl, die overal door
toegewijde bouwers werd gevolgd. Het land raakte bezaaid met witte kerken, allemaal in de romaanse stijl.
Bij de romaanse kunst in de Ariège neemt men invloeden waar vanuit Lombardije, Andorra en Calalonië. Deze romaanse
kunst onderscheidt zich in de Ariège onder andere met een zeer rustieke stijl, gekarakteriseerd door
klaverbladvormige driedelige chevets (koorafsluiting, gezamenlijke externe afsluiting van absis en absidiolen),
klokkenmuren, en ook de oude fresco's, die een hoge vorm van originaliteit tonen.
Toulouse nam een belangrijke plaats in. Niet alleen wat betreft de stijlinvloed, maar ook de grote werkplaats
daar, vormde een kweekvijver voor beeldhouwers, steenhouwers en andere arbeiders.
In departement Ariège zijn wel vijftig romaanse kerken te vinden, die ieder voor zich de moeite waard zijn, uniek
in hun soort zijn de kerken van:
Montgauch, Saint-Jean-de-Verges, Saint-Lizier, Unac en Vals.
Hoe zal het op de reiziger (vaak pelgrim) zijn overgekomen wat hij allemaal zag?
Veel oude kerken doen ten opzichte van het dorp of stadje, met een gering aantal inwoners, vaak erg groot aan.
Aan de oude romaanse kerken is te zien, dat de stenen waarmee ze zijn opgebouwd, verweerd zijn. Ook zijn in de
muren vaak reparaties aangebracht van andere steensoorten. Wie dichtbij komt ziet dat de verschillende kleuren
schimmels, soms zwarte, en mossen op de steen oppervlakken, in het totaalbeeld de uiteindelijke kleur van de oude
kerk bepalen. Deze grote brokken natuursteen waren tijdens de bouw room-wit van kleur.
Men kan zich voorstellen hoe dat er vroeger uitzag. Wie het dorp of de stad naderde zag daar, in het felle zonlicht,
een grote witte kerk boven het dorp uit torenen.
Het interieur van veel kerken was voorheen vaak aanzienlijk kleurrijker en indrukwekkender.
En hoe komt het op u, toerist uit de eenentwintigste eeuw over?
Een groot verschil met de gotische kerken in dit gebied is dat bij de bouw van deze gotische kerken meest baksteen
werd gebruikt.
gotiek
Het eerste wat wij vroeger leerden omtrent gotiek was, dat de stijl zich kenmerkte door het gebruik van puntbogen.
De gotiek heeft niets te maken met de kunst van de Goten. Cisterciënzers zouden de overgang van romaans naar
gotisch hebben ingeluid. Het is een kunstvorm, waarvan de bakermat in centraal Frankrijk ligt. In Île-de-France
is tussen 1130 en 1150 de gotische kunst ontstaan en heeft zich ook daar voornamelijk verder ontwikkeld.
In ZW-Frankrijk is de explosieve romaanse kerkenbouw, later overgegaan in kerkenbouw in gotische stijl. Latere
(bij)bouw aan romaanse kerken is dan ook altijd gotisch (Daumazan).
de gotiek van de Midi volgens de traditie van Languedoc
In de dertiende eeuw ontwikkelde zich in Languedoc een kenmerkende gotische kunststijl, gekarakteriseerd door het
gebruik van baksteen en vaak door de aanwezigheid van een klokkenmuur of een (veelhoekige) toren met opengewerkte
puntbogen, geïnspireerd op die van de Notre Dame du Taur in Toulouse en die op de hogere etages van de Saint Sernin
basiliek (welke laatste toren duidelijk twee bouwstijlen vertoont). Bij het ontbreken van puntbogen, wordt de
steunmuur van de gewelven gewaarborgd door massieve steunberen waartussen zich de kapellen bevinden.
Opvallend in de kerken in Languedoc is de hoofdbeuk (schip), relatief somber, vrijwel even groot als hoog en
uitlopend in een vrij nauwe, veelhoekige abside. Zijn omvang maakt het samenkomen van veel gelovigen mogelijk,
hetgeen gewenst was, daar men na de kruistocht tegen de Albigenzen regelmatiger de kerken bezocht. De oppervlakken
van de blinde muren vragen om muurschilderingen.
De toepassing van de bakstenen maakt het, bij het bouwen van het overkoepelend geraamte van de overwelving
eenvoudig.
Wie het verschil wil weten tussen de gotiek in het noorden van Frankrijk en die van de Midi moet vooral het schip
(hoofdbeuk) en het koor van de kerken vergelijken. De grote kerkruimten zijn in Languedoc breed, waardoor de ruimten
gedrongen lijken en niet de suggestie van extra licht en ruimte bezitten, die de noordelijke gotiek zo kenmerkt.
Representatief zijn de kerk en kathedralen van Lombez, Mirepoix en Saint-Bertrand-de-Comminges.
Een aantal kerken en torens hebben mede dienst gedaan bij de verdediging van de bastide of stad, hetgeen de kerk
vaak een lomp aanzien geeft (Montesquieu).
De gotische torens in Languedoc (Jacobins te Toulouse, St-Hilaire, Arles-sur-Tech) zijn het meest sierlijk van
constructie, met hun tengere verbindende zuilen.
|